De procedure in stappen
Heeft u een vermoeden van fraude? Dan helpen wij u graag. Ieder geval van bedrijfsfraude is anders. En onze aanpak verschilt dus ook van case tot case. Wel is er een globale indeling te maken qua proces. Deze 5 stappen beschrijven wij hier.
1. Intake
Is er een concreet vermoeden van bedrijfsfraude? Zijn er feitelijke aanwijzingen die grond geven voor onderzoek? Is nader onderzoek zinvol en haalbaar? Samen beantwoorden we deze en andere vragen.
2. Plan van aanpak & offerte
Zodra wij een goed beeld hebben van uw situatie, bepalen we de doelstelling van het onderzoek en stellen we een plan van aanpak op. Ook ontvangt u een gedetailleerde offerte van Hoffmann en Lexence.
3. Onderzoek
In uw opdracht neemt Hoffmann de zaak verder onder de loep. We onderzoeken bijvoorbeeld de digitale omgeving, leggen indien nodig bewijsbeslag en interviewen getuigen en betrokkenen.
4. Juridisch advies
Als uit ons onderzoek blijkt dat er daadwerkelijk bedrijfsfraude is gepleegd, besluiten we samen welke juridische stappen we kunnen nemen. Van aangifte tot beslaglegging.
5. Asset tracing & recovery
In geval van verduistering van goederen of vermogen gaan we ernaar op zoek. Dat stopt niet bij de landsgrenzen. Desnoods schakelen we internationale partners in. Idealiter laten we de fraudeur ook opdraaien voor de onderzoekskosten.
Wettelijk kader en regelgeving
Voordat we daadwerkelijk voor u aan de slag kunnen gaan, moeten we een concreet vermoeden van fraude hebben vastgesteld. Op grond van de Verordening op de advocatuur en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zullen we bovendien altijd de identiteit van de opdrachtgever en de wettigheid van de opdracht controleren.
Al onze onderzoeken vinden plaats binnen de kaders van de Wet Particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (WPBR) en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De kaders in deze beide wetten zijn uitgewerkt in de Privacygedragscode voor de particuliere onderzoeksbureaus.
Ten slotte zullen we altijd proberen de onderzoekskosten op de fraudeur te verhalen. Daarbij is het van belang dat u de fraude niet op een andere, minder ingrijpende manier heeft kunnen vaststellen. Kortom, proportionaliteit en subsidiariteit bepalen niet alleen de noodzaak van het onderzoek, maar ook of de kosten kunnen worden verhaald.